Under Pressure: Wat maakt je vatbaar voor bezwijken onder druk?

De bal ligt op de stip. Licht zwetend doet de voetballer een paar stappen naar achteren en kijkt om zich heen. Het publiek in het stadion dat zojuist nog enthousiast stond te joelen kijkt de voetballer nu vol spanning aan. Terwijl de zenuwen door zijn lijf gieren werpt de voetballer een korte blik op het doel, en focust zich daarna op de bal. De vier stappen naar voren lijken als een waas voorbij te gaan. Zijn voet raakt de bal. De bal gaat over, en daarmee is ook de kans op het kampioenschap over en uit.

ball-1834701_1920

De voetballer in het bovenstaande verhaal is, zoals we dat noemen, bezweken onder druk. Hij wilde zo graag scoren, zeker nu er zo veel op het spel stond, maar presteerde daardoor minder goed dan hij zou kunnen. Mijn zus Ilse van de Groep heeft onlangs onderzoek gedaan naar dit psychologische fenomeen en heeft hierover een artikel geschreven dat in september is verschenen. In deze blog lezen jullie een interview met haar, het eerste in een reeks interviews met onderzoekers over hun nieuwste ontdekkingen. Hoe komt het dat mensen bezwijken onder druk?  En is de ene persoon daar vatbaarder voor dan de ander?

Wat hebben jullie tijdens dit onderzoek precies onderzocht?

“In ons leven bevinden we ons regelmatig in situaties waarbij goede prestaties ons iets opleveren, zoals sociale of financiële beloningen. Als je promotie maakt of een belangrijke sportwedstrijd wint, levert dat je meer aanzien op en vaak ook een flinke som geld. Hoewel er regelmatig wordt aangenomen dat mensen goed presteren in situaties waarbij er veel op het spel staat, is het tegendeel juist waar. Als iemand veel belang heeft bij een goede prestatie, zoals de voetballer in het bovenstaande voorbeeld, kan er  ‘choking under pressure’, of ‘bezwijken onder druk’ ontstaan, waarbij hij minder goed presteert dan hij eigenlijk zou kunnen. Eerder psychologisch onderzoek heeft laten zien dat deze verminderde prestatie wordt veroorzaakt doordat je werkgeheugen tijdelijk minder goed werkt je je aandacht minder goed kan richten. Het is echter nog onduidelijk hoe dit precies werkt in je lichaam: welke (neuro)biologische mechanismen liggen er ten grondslag aan bezwijken onder druk? Daarom hebben wij gekeken naar twee manieren waarop mensen op biologisch vlak van elkaar kunnen verschillen die mensen mogelijk vatbaarder maken voor slechtere prestaties als er veel op het spel staat. We noemen dat ook wel individuele verschillen.”

Naar welke individuele verschillen hebben jullie gekeken?

“Allereerst hebben we gekeken naar baseline dopaminewaarden in de middenhersenen. Dopamine is een neurotransmitter, een soort signaalstof in de hersenen die een belangrijke rol lijkt te spelen in de balans tussen flexibiliteit en stabiliteit in je denken. Die balans is belangrijk, want om optimaal te kunnen presteren wil je bijvoorbeeld wel informatie binnen krijgen die belangrijk is om je doel te bereiken, maar geen afleidende gedachten hebben. Eerder onderzoek heeft laten zien dat de balans tussen flexibiliteit en stabiliteit in je denken afhankelijk is van dopamineniveaus in twee hersengebieden, het striatum en de prefrontale cortex. Wat heel interessant is aan deze niveaus, is dat ze vermoedelijk een omgekeerde U-vorm relatie hebben met cognitieve controle. Waar te hoge of lage niveaus van dopamine het cognitieve functioneren verslechteren, lijken gemiddelde dopamineniveaus te zorgen voor een optimale balans en dus ook een optimale prestatie. Dit idee impliceert ook dat je iemand kan laten bezwijken onder druk door dopaminewaardes boven het optimale punt te brengen. Omdat iedereen verschillende beginwaardes heeft, verschilt het hoe eenvoudig het is om iemands waarden boven het optimale punt te krijgen.

Ten tweede hebben we gekeken naar hemisferische asymmetrie (i.e., asymmetrie tussen hersenhelften). Bezwijken onder druk gaat vaak samen met subjectieve gevoelens van angst en afleidende gedachten.  Eerder onderzoek heeft laten zien dat zulke subjectieve ervaringen veroorzaakt kunnen worden door een disbalans tussen twee systemen in de hersenen: een doelgericht aandachtsysteem en een stimulus-gedreven aandachtsysteem, waarbij dit laatste systeem de overhand krijgt. Als dit stimulus-gedreven systeem de overhand krijgt lukt het niet meer goed om je aandacht op een optimale manier te verdelen over alle aspecten van een situatie. Het doelgerichte systeem bevindt zich vooral in de voorkant van de linkerhersenhelft, terwijl het stimulus-gedreven systeem zich vooral aan de rechtervoorkant bevindt. Als er inderdaad een disbalans is tussen deze systemen tijdens bezwijken onder druk, zou je relatief meer activiteit verwachten in de rechtervoorkant van de hersenen ten opzichte van de linkervoorkant.”

brain-2062057_1920.jpg

Assymetrie tussen hersenhelften

Hoe hebben jullie onderzocht of deze individuele verschillen een rol spelen bij bezwijken onder druk?

“We hebben gebruikt gemaakt van een task switching paradigma, waarbij de proefpersonen steeds een letter en een cijfer te zien kregen en vervolgens één van twee taken moesten uitvoeren: 1) beoordelen of de letter een klinker of een medeklinker is, of 2) beoordelen of het cijfer even of oneven is. Wat je vaak bij zo’n taak ziet, is dat proefpersonen slechter presteren als ze van taak moeten wisselen (switch trials), ten opzichte van trials waarin ze dezelfde taak moeten uitvoeren als de voorgaande trial (repeat trials). Eerder onderzoek heeft laten zien dat zo’n task switching paradigma geschikt is om veranderingen in dopamineniveaus en hemispherische asymmetrie vast te stellen.

Daarnaast maakten we gebruik van een manier om bezwijken onder druk teweeg te brengen bij de participanten. De helft van de proefpersonen kreeg te horen dat ze geld zouden verliezen als ze niet goed genoeg presteerden (experimentele groep), terwijl de andere helft te horen kreeg dat ze geld konden verliezen, maar dat dit niet afhing van hun prestatie (controlegroep).”

Hoe meet je dopaminewaarden en hemisferische asymmetrie?

“Uit eerder onderzoek is gebleken dat dopaminewaarden betrouwbaar kunnen worden geschat op een indirecte manier door bij te houden hoe vaak iemand in een bepaalde periode knippert (Eye Blink Rate, EBR). Een belangrijk voordeel van deze methode is dat het niet-invasief is (er komen bijvoorbeeld geen naalden aan te pas), wat fijner is voor de proefpersoon.  De hemisferische asymmetrie werd gemeten door middel van EEG, een techniek waarbij je hersengolven meet met behulp van elektroden.”

Wat verwachtten jullie van het onderzoek?

  1. “We verwachtten dat participanten minder goed zouden presteren wanneer het te verdienen geldbedrag afhankelijk was van hun prestatie dan wanneer het niet afhankelijk was van prestatie.
  2. Daarnaast verwachtten we dat mensen met een hoge EBR (reflecteert een hoog dopamineniveau) gevoeliger zouden zijn voor een incentive-gedreven verminderde prestatie in vergelijking met mensen met een lage EBR.
  3. Tenslotte verwachtten we dat participanten die een hogere activiteit hadden in de rechter frontale cortex (tijdens de baseline meting) gevoeliger zouden zijn voor een incentive-gedreven verminderde prestatie.”

Wat hebben jullie gevonden en wat hebben die bevindingen te betekenen?

  1. “Bij participanten in de experimentele conditie vonden we, zoals verwacht, een verslechterde prestatie (op de switch trials), direct na de manipulatie. Daarna leken ze zich echter snel te herstellen.
  2. Participanten met een lage EBR gingen vaak beter presteren na de hen was verteld dat ze geld konden verliezen afhankelijk van hun prestatie, terwijl er bij proefpersonen met een hoge EBR geen verbetering of verslechtering te zien was. Technisch gezien levert ons onderzoek dus geen direct bewijs voor het idee dat dopamine een rol speelt bij bezwijken onder druk, omdat we geen verslechterde prestatie hebben gevonden. Toch denken we dat onze bevinding wel gerelateerd is aan bezwijken onder druk, omdat er sprake is van een suboptimale prestatie in een situatie waarin er veel op het spel staat. In ons onderzoek lijkt EBR met name gerelateerd te zijn aan langdurige effecten van incentives, terwijl de manipulatie op gedragsniveau voor een heel kortdurend effect van incentives zorgde. Deze bevinding komt overeen met eerder onderzoek dat suggereert dat dopamine-gerelateerde effecten verschillende tijdsduren kunnen hebben. Dit resultaat laat duidelijk zien dat er meer onderzoek nodig is om de mechanismes die ten grondslag liggen aan incentive-gedreven prestatieverslechtering goed te kunnen begrijpen.
  3. We hebben geen bewijs gevonden voor het idee dat hemisferische asymmetrie invloed heeft op incentive-gedreven prestatieverslechtering. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat prestatieverslechtering mogelijk meer te maken heeft met veranderingen in connectiviteit of verwerkingsefficiëntie van de hersenen, in plaats van veranderingen in activatie.”

Wat kunnen we op basis van het onderzoek concluderen?

“Dit onderzoek geeft ons meer inzicht in de neuro-biologische mechanismes die ten grondslag liggen aan slechte prestaties als er veel op het spel staat. Het onvermogen om prestaties te verbeteren in zo’n situatie lijkt te maken te hebben met individuele verschillen in Eye Blink Rate. Hoewel deze bevinding impliceert dat dopamine een rol speelt bij slechtere prestaties wanneer er veel op het spel staat, is er meer onderzoek nodig om te achterhalen hoe dat precies zou werken.”

Nieuwsgierig geworden? Lees Ilse’s wetenschappelijke artikel tot 14 oktober gratis door op de volgende link te klikken: https://authors.elsevier.com/a/1VcbtcAwkOAF~

Plaats een reactie